FIGHTING LADY (STRIJDSTER) – HOOFDSTUK 1
ZOMER 2013
Ik herinner me alles. Het licht, de zachte wind, de lucht met zijn duizenden kleuren. Wat was de avond mooi en het leven vol mogelijkheden. Alles is in mijn geheugen gegrift, met onuitwisbare inkt. Elke seconde, elk beeld. Ik ben met de man waarvan ik houd, we vieren onze trouwdag. De zon gaat onder in de Egeïsche zee. We zijn nu 10 jaar samen, onze relatie is zo vanzelfsprekend. We worden gedragen door een gezamenlijke energie, we leven zonder om te kijken, en zonder ons zorgen te maken over de dag van morgen. Zo heb ik altijd geleefd, door van elk moment te genieten, recht voor me uit te kijken met vertrouwen in de toekomst. Ik leefde altijd zonder tijd te verspillen. |
Bruno staart naar de horizon. Hij heeft net zijn vader die leed aan alvleesklierkanker verloren. Ik steun hem zo goed als ik kan, geef hem mijn aandacht en mijn genegenheid. Voor één keer wil ik, ik die altijd snel wil gaan, de tijd nemen voor ons tweeën, er voor hem zijn. Deze plek waar we zo vaak kwamen doet ons goed.
Ik ben gelukkig. We eten, drinken, lachen. Waarna we de liefde bedrijven. Enkele minuten in een onvergetelijke rust gaan voorbij, dan zegt Bruno: “Ik voelde iets, hier.” En hij raakt mijn borst aan. “Hier, daar zit iets.”
Gewoonlijk maakt Bruno zich geen zorgen. Hij is dokter, een gerenommeerd nefroloog. Het leven met hem heeft me geleerd pijntjes te relativeren, sterker nog om ze te ontkennen. Thuis met zijn drie kinderen, mijn twee dochters en ik, kennen we de regels. We mogen niet klagen. Hij kijkt alleen echt naar onze klachten als hij werkelijk denkt dat we iets mankeren. We lachen er altijd om, wanneer we hem zien aankomen met handenvol pillen, paardenmiddelen. “Kijk! Daar komt de dierenarts!” We slikken, stellen geen vragen, we zullen opknappen. Zijn werk is belangrijk, niet onze gezondheid, maar die van de zieken die hij behandelt en die aan ernstige ziekten lijden.
Ik leg mijn hand op mijn borst Onder mijn vingers een knobbel, duidelijk voelbaar. Hoe komt het dat ik die niet eerder heb gevoeld? Waar komt hij vandaan, sinds wanneer zit hij daar, groeit hij daar in stilte, zonder dat ik ervan afweet? De vragen tollen in mijn hoofd. Bruno stelt me gerust, ik wil hem geloven, voor hem is niets erg. Maar mijn voorgevoel gaat niet weg. Alsof ik al weet wat er aan de hand is. “Maak je geen zorgen, zegt hij, het is niets, je hebt geen enkele risicofactor.”
Wanneer ik weer in Rouen ben, maak ik gelijk een afspraak met mijn gynaecoloog. Ze onderzoekt me, kalmeert me, herhaalt:
“Het is niets, ik maak me geen zorgen”, en schrijft me een mammografie voor. Het onderzoek is pijnlijk. De technicus moet deze borst meerdere keren opnieuw doen, ze zegt dat ze niets ziet, dat er een echo gemaakt moet worden. Na een echo en een punctie komt de dokter tot dezelfde conclusie als de anderen: “Ik stuur u morgen naar de Mathildekliniek voor een biopsie. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken.”
Te laat. Hoe meer mij gezegd wordt dat ik me geen zorgen hoef te maken, des te meer zorgen ik me maak. Bruno voelt het en dringt erop aan om mee te gaan, wat hij normaal nooit zou doen. De radioloog die de biopsie uitvoert, kijkt bezorgd. In zijn blijk, zijn gebaren, de woorden die hij fluistert, voel ik dat hij zich zorgen maakt. Hij vraagt wat ik deze week doe, of ik plannen heb. Ik heb altijd iets gepland staan. Maar op 13 augustus moet ik alles annuleren voor dokter R., mijn toekomstige chirurg. Mijn hart slaat op hol, mijn benen houden me niet meer, ik voel me alsof een bankschroef zich om me heen klemt.
Ik heb begrepen wat er gebeurt. Bruno helpt me overeind, de aardige verpleegkundige komt dichterbij en fluistert zachtjes in mijn oor: “Het komt wel goed, het is twee jaar van een leven.” Twee jaar.
Op de ochtend van 13 augustus sta ik vroeg op. Voor de spiegel kijk ik naar mijn lichaam, dit lichaam dat zo sterk is dat me altijd al draagt, dat nooit heeft opgegeven, dit lichaam waar ik nooit over heb getwijfeld. Sinds mijn zestiende en na twee zwangerschappen is mijn lichaam onveranderd gebleven. Vijftig kilo, geen dieet maar veel sporten, het plezier van hardlopen, dansen, en voelen dat ik leef. Het is vreemd, ik heb me altijd goed in mijn vel gevoeld en nu op dit moment, trilt alles in mij, alles lijkt ineens feilbaar te zijn geworden. Deze borst die mijn dochters twintig jaar geleden voedde. Dit lange haar, mijn erfenis, mijn cadeau, mijn vrouwelijkheid. En het idee dat ik alles kan verliezen.
Ik trek een roze jurk met witte hartjes aan.
Het is een mooie jurk, die gedrapeerd is en ik heb ervoor gekozen om er hoge witte hakken onder te dragen, mijn haar los, mijn zongebruinde huid.
Alsof de ziekte mij niet kan raken. Alsof ik er iets tegen kan doen.
In het bureau van de chirurg houdt Bruno mijn hand vast. Dokter R. kijkt me niet aan. Ik weet dat hij de ernst van het kwaad weet, de resultaten van de biopsie liggen op zijn bureau. Maar hij wil eerst kennismaken, weten wat ik doe en hoe mijn leven eruitziet.
Ik vertel over mijn dochters, mijn werk en mijn energie. Hij kijkt me in de ogen. “U heeft geen enkele risicofactor en toch heeft u een invasief ductaal carcinoom graad 3.” In eerste instantie begrijp ik het niet. Maar de hand van Bruno, die me harder en harder knijpt, verraadt hem. Ik word overspoeld door een buitensporige golf van geweld en voor de eerste keer sinds tijden huil ik.
Tranen van wanhoop. Ik ben niet bang voor de dood, maar ik wil niet dood, niet nu, niet op deze manier, het is gewoon te vroeg. In dat kille bureau van de kliniek, naast mijn man en tegenover de chirurg, heb ik het afschuwelijke gevoel dat dit het einde is.